Frequentiemanagement

Het frequentiespectrum dat gebruikt wordt voor radiocommunicatie strekt zich uit van praktisch nul Hertz (in Nl. begint het radiospectrum bij 9 kHz) tot 1000 GHz. Het frequentiespectrum wordt om een aantal redenen geordend. Allereerst kunnen radiogolven afkomstig van verschillende bronnen elkaar (bij de ontvanger) beïnvloeden. Dit maakt het nodig om afspraken te maken over het gebruik van frequenties om gebruikers te vrijwaren van storing van anderen. Omdat radiogolven zich tot over de landsgrenzen kunnen voortplanten is internationale afstemming hierbij noodzakelijk.

Ten tweede is het frequentiespectrum beperkt en relatief schaars. Het totale frequentiespectrum strekt zich weliswaar uit van 9 kHz tot 100 GHz, maar niet iedere frequentie is even geschikt voor een bepaalde toepassing. zie hiervoor ook de frequentietabel. Daardoor is het bruikbare deel van het frequentiespectrum een stuk kleiner en zijn de meest interessante delen relatief schaars. Daarnaast kan het feit dat het gebruik van een frequentie door een gebruiker beperkingen op kan leggen aan het gebruik door anderen leiden tot schaarste.

Een derde reden om te ordenen is harmonisatie. Voor bepaalde toepassingen, zoals radiocommunicatie voor scheep- en luchtvaart, satellietcommunicatie en radionavigatie is internationale harmonisatie vanwege de aard van de toepassing onvermijdelijk. Daarnaast het voor zowel gebruikers als fabrikanten en dienstaanbieders van groot belang zijn als diensten en de daarbij gebruikte apparatuur zijn geharmoniseerd. Deze diensten kunnen dan over een groot geografisch gebied worden aangeboden, waarbij deze over dezelfde frequentie werken en gebruik maken van dezelfde apparatuur, voorbeelden hiervan zijn de FM-radio en GSM. Doordat de markt voor FM-radio's praktisch wereldwijd is kan je voor een paar tientjes al een goede ontvanger kopen.

De benodigde ordening van het frequentiespectrum wordt bereikt door:

  1. Het aantal toepassingen per frequentieband te beperken,
    frequentiebanden worden voor een beperkt aantal toepassingen bestemd.
  2. Het aantal gebruikers per frequentieband te beperken,
    het aantal gebruikers kan worden beperkt als er onvoldoende frequentieruimte beschikbaar is voor alle gegadigden.
  3. Nadere eisen te stellen aan het gebruik van frequenties,
    het stellen van eisen heeft tot doel storing aan anderen te voorkomen en doelmatig gebruik van het schaarse spectrum te bevorderen.

1. Het bestemmen van frequenties

Het bestemmen van frequenties voor bepaalde toepassingen is in hoge mate internationaal bepaald. Uitgangspunt hiervoor zijn wereldwijde afspraken die gemaakt worden in de International Telecommunications Union (verder ITU).

International Telecommunications Union

De ITU is een organisatie van de Verenigde Naties (verder VN) die onder meer belast is met de coördinatie van het frequentiegebruik. Deze coordinatie vindt plaats binnen de ITU-R(adiocommunications). In de ITU-R worden afspraken gemaakt over de indeling van het frequentiespectrum in frequentiebanden en de bestemmingen die aan de frequentiebanden worden gegeven. Als lid van de VN en de ITU is Nederland gebonden aan de afspraken die binnen de ITU-R worden gemaakt.

De afspraken die binnen de ITU-R gemaakt worden over de bestemming van de frequentiebanden worden vastgelegd in de ITU Radio Regulations. Binnen de bestemmingen wordt onderscheid gemaakt naar verschillende typen radiodiensten. Daarnaast zijn de procedures opgenomen die lidstaten moeten volgen om het gebruik van frequenties met de omliggende landen af te stemmen. Via zulke afstemmingsprocedures verwerft een land het gebruiksrecht voor bepaalde frequenties.

De bestemming van frequenties blijft binnen de ITU beperkt tot algemene radiodiensten, zoals omroep, vaste verbindingen, mobiele communicatie of radioplaatsbepaling. Deze radiodiensten kunnen aardse - of satellietdiensten zijn. Mobiele diensten kunnen worden onderscheiden naar de aard van de toepassing, zoals landmobiel, maritiem mobiel en luchtvaartmobiel. De radiodiensten zijn niet beperkt tot telecommunicatiediensten. Er is ook en aantal niet-telecommunicatiediensten, zoals plaatsbepaling, navigatie en toepassingen op het gebied van astronomie, meteorologie, wetenschap en ruimtevaart.

Bij het bestemmen van de frequentiebanden wordt binnen de ITU een onderverdeling gemaakt in drie regio's (Nederland valt onder Regio 1, die verder bestaat uit Europa, Afrika en een deel van het Midden-Oosten).

De 3 ITU regio's.
De ITU onderverdeling in 3 regio's.

Alhoewel in principe iedere regio een eigen ITU-frequentietabel heeft, wordt er naar gestreefd om deze tabellen zoveel mogelijk met elkaar in overeenstemming te brengen om wereldwijd geharmoniseerd gebruik mogelijk te maken.

De ITU Radio Regulations een bindend karakter. Afwijkingen op de tabel zijn alleen mogelijk voor zover geen storing wordt veroorzaakt aan de internationaal afgesproken toepassingen. De in Nederland gemaakte afwijkingen op de tabel betreffen dan ook voornamelijk toepassingen met een laag vermogen.

De ITU Radio Regulatons worden iedere 3 á 4 jaar bijgewerkt tijdens een World Radio Conference (WRC).

European Communications Committee

De in ITU gemaakte afspraken over frequentiebestemmingen zijn vrij algemeen van aard. In Europees verband worden dan ook vaak aanvullende afspraken gemaakt over de frequentiebestemmingen, zoals het verbijzonderen van een algemene bestemming, bijvoorbeeld Fiexed Wireless Access (WLL) in plaats van de algemene ITU-radiodienst fixed (vaste verbindingen). Dergelijke afspraken worden voornamelijk gemaakt binnen de European Communications Committee (verder ECC).

De ECC is onderdeel van de Conference Européenne des Administrations des Postes et des Télécommunications (CEPT). Een vrijwillig samenwerkingsverband van nagenoeg alle Europese nationale overheden op het gebied van telecommunicatie en post. De ECC kan Besluiten (Decisions) nemen waaraan de nationale overheden zich kunnen commiteren. De overheden verplichten zich hiermee om de gemaakte afspraken ook daadwerkelijk uit te voeren. Dergelijke afspraken hebben voornamelijk betrekking op geharmoniseerd gebruik van frequentiebanden (bv. DAB/DVB in plaats van omroep) en afstemmingsprocedures tussen landen ter voorkoming van storing. Daarnaast kent de ECC aanbevelingen (Recommendations) met een een minder dwingend karakter.

Europese Unie

Ook de Europese Unie oefent in steeds sterkere mate invloed uit op het frequentiebeleid. Met de Radiospectrumbeschikking is een Radio Spectrum Comité (RSC) en Spectrumbeleidsgroep (RSPG) ingesteld. De Beleidsgroep adviseert de Commissie over strategische onderwerpen in de Gemeenschap.

De Commissie heeft de mogelijkheid om, bijgestaan door de RSC, voorstellen te doen voor harmonisatie van het frequentiespectrum. Hiertoe verstrekt de Commissie mandaten aan de CEPT/ECC. De resultaten van de werkzaamheden van CEPT kunnen hiermee juridisch dwingend aan de lidstaten worden opgelegd.

Ook in het verleden zijn al frequentiebanden binnen de Europese Unie verplicht beschikbaar gesteld voor bepaalde toepassingen, zoals voor GSM en diens opvolger IMT-2000.

Overige internationale organen

Voor zover het de nadere bestemming betreft van frequentiebanden voor gebruik door de krijgsmacht, luchtvaart of scheepvaart wordt de internationale afstemming niet binnen de CEPT maar in aparte organen geregeld. Dit zijn respectievelijk de NAVO (Noord Atlantische Verdrags Organisatie), ICAO (International Civil Aviation Organisaton) en IMO (International Maritime Organisation). Evenals de ITU zijn ICAO en IMO gespecialiseerde organisaties van de VN. De NAVO-lidstaten hebben afspraken gemaakt omtrent het gezamenlijk militair gebruik van verschillende frequentiebanden. Deze afspraken zijn vastgelegd in het NATO Joint civil/militairy Frequency Agreement (NJFA).

Nationaal

De bestemming van de verschillende frequentiebanden is in Nederland uitgewerkt in het Nationaal Frequentieplan (verder NFP). Dit frequentieplan geeft per band aan voor welke toepassing deze band gebruikt mag worden. De nationale beleidsvrijheid bij het bestemmen van frequenties voor een bepaalde toepassing is beperkt.

Dat een frequentieband voor een bepaalde toepassing is bestemd, wil nog niet zeggen dat Nederland daarmee in staat is om alle frequenties uit die band ook daadwerkelijk te gaan gebruiken. Voordat een frequentie daadwerkelijk gebruikt kan worden, zal dit gebruik moeten worden afgestemd met de ons omringende landen. Dit kan voor de lagere frequentiebanden en hoog vermogenstoepassingen als omroep betekenen dat in de betreffende band niet alle frequenties uit die band in Nederland gebruikt kunnen worden. Voor de hogere frequenties (boven ruwweg 30 MHz) betekent dit dat er restricties zijn aan het frequentiegebruik in de grensgebieden.

De procedures voor internationale afstemming zijn vastgelegd in de ITU Radio Regulations. Binnen de ECC worden deze afspraken veelal nader uitgewerkt. Voor hoogvermogenstoepassingen als de omroep zijn dergelijke gebruiksrechten vastgelegd in internationale verdragen als Regionale Radiocommunicatie Conferentie (RRC-06) voor de TV banden.

2. Frequentieverdeling

Om het gebruik van frequenties te kunnen ordenen is in het algemeen een vergunning vereist voor gebruik van frequenties. De vergunninguitgifte is gebaseerd op drie uitgangspunten.

  1. Schaarste of niet,
  2. Voorkeursrechten,
  3. Vrijstelling.

Welke van de bovenstaande uitgangspunten bij de verdeling wordt gebruikt, is aangegeven in het NFP. Het NFP is daarmee een bestemmingsplan waarop de feitelijke frequentietoewijzing is gebaseerd. Het NFP bevat dan ook een frequentietabel waarin per frequentieband is aangegeven:

  1. Voor welke toepassing deze band mag worden gebruikt,
  2. Voor welke gebruikerscategorie(en) de band is bestemd,
  3. Welk beleid er wordt gehanteerd voor de vergunninguitgifte.

De uitgangspunten voor vergunningverlening zijn nader uitgewerkt in het Frequentiebesluit, waaronder ook de nadere regels over de inrichting van het frequentieplan.

Schaarste of niet

Schaarste houdt in dat er voor een bepaalde toepassing meer gegadigden zijn dan vergunningen. Bij schaarste worden de vergunningen geveild of via een vergelijkende toets verdeeld . Omdat voor de feitelijke verdeling moet worden vastgesteld of er schaarste kan worden verwacht, leent deze wijze van uitgifte zich alleen voor de 'grotere' vergunningen waarbij alle beschikbare frequentieruimte in een frequentieband op één tijdstip kan worden verleend. Als er voor een bepaalde frequentieband geen schaarste is, worden de vergunningen op aanvraag door het Agentschap Telecom verleend.

Voorkeursrechten

Overheidsorganen als politie, defensie, brandweer en de publieke omroep hebben een voorkeursrecht om over voldoende frequenties te kunnen beschikken voor de uitoefening van hun vitale overheidstaak. Bij de verdeling van omroepfrequenties betekent dit dat eerst de publieke omroep op basis van (een voornamelijk politiek onderbouwde) behoefte wordt bedeeld en dat de rest wordt verdeeld over de commerciële omroepen. De met vitale overheidstaken belaste overheidsorganen hebben deels eigen frequentiebanden toegewezen gekregen. Het betreft hier met name Defensie en luchtverkeersbegeleiding.

Vrijstelling

Voor een aantal toepassingen is een vrijstelling van de vergunningsplicht gegeven. Het betreft hier diverse laagvermogens toepassingen, zoals draadloze telefoons, babyfoons en afstandbedieningen. Zie hiervoor het hoofdstuk over Short Range Devices. Daarnaast zijn ook overheidsorganen die zijn belast met de zorg voor de veiligheid van de staat, defensie en handhaving van de rechtsorde, dus zeg maar het leger en de politie, vrijgesteld van een vergunning.




3. Nadere eisen aan het frequentiegebruik

Om storing te voorkomen en doelmatig gebruik van het frequentiespectrum te waarborgen zijn aan vergunningen voorschriften en beperkingen verbonden. Aan vergunningen voor gebruik van frequentieruimte voor openbare telecommunicatiedienstverlening kunnen daarnaast ook nog eisen worden gesteld met betrekking tot een goede dienstverlening. Dit betreft de dekkingsgraad van het net, de termijn waarop het net moet worden aangelegd, de kwaliteit van het net en de diensten die worden aangeboden, inclusief de daaraan verbonden dekking, kwaliteit en de termijn waarbinnen deze aangeboden moet worden. Aan radiozendapparatuur waarvan het gebruik is vrijgesteld van een vergunning worden bij ministriële regeling eisen gesteld.

In Europese regelgeving (de R&TTE-richtlijn) is vastgelegd dat er geen nadere technische eisen meer opgelegd kunnen worden aan de te gebruiken randapparaten en radioapparatuur. Wel moet worden voldaan aan de essentiële eisen van de richtlijn. Deze houden in dat het apparaat geen gevaar mag opleveren voor de gebruiker (veiligheid) of anderen (bescherming van derden); het apparaat geen storing mag veroorzaken aan andere apparaten (elektromagnetische compatibiliteit) en efficiënt gebruik van het frequentiespectrum. Met andere woorden je mag bijvoorbeeld een portofoon kopen die het niet goed doet, zolang je als gebruiker maar niet onder stroom komt te staan en de portofoon andere gebruikers niet stoort ;-)




Terug naar boven.

 
© Peter Anker, Gids in Frequentieland.