Het analoge begin

De eerste draadloze telefoontoestellen waren nog analoog. Deze telefoons waren dan ook makkelijk af te luisteren.

CT-1

De eerste draadloze telefoons zijn gebouwd volgens de CT.1 standaard (Cordless Telephone). Deze telefoons werken in een frequentieband van 914-915 en 959-960 MHz. In deze band zijn 40 kanalen van elk 25 kHz gedefïnieerd, waarbij een toestel zelf, op basis van een ruismeting, een ongestoord kanaal opzoekt. Dit wordt aangeduid met de term dynamische frequentie-allocatie. De telefoons werken analoog op basis van FM.
Om veilig te kunnen bellen en gebeld te kunnen worden, maken de telefoonhoorns zich via een vast ingebakken code bekend bij het basisstation.

Door de hoge werkfrequentie is de geluidskwaliteit goed en zijn de antennes erg klein. De telefoons waren bij de introductie echter aan de prijzige kant, waardoor een levendige handel in goedkopere illegale draadloze telefoons ontstond.

CT-0

Vanwege de grote populariteit van illegale draadloze telefoontoestellen is in april 1993 besloten om ook een veel lagere frequentie voor dergelijke toestellen aan te wijzen. Deze worden veelal aangeduid met de term CT.0, een 0 omdat het geen officiële Europese standaard betreft, maar een nationale oplossing. Deze is gebaseerd op een Spaanse standaard.

CT.0 werkt op twaalf kanalen van elk 25 kHz breed rond de 31,0375 - 31,3125 MHz (zenden basistation) en 39,9375 - 40,2125 MHz (zenden mobiel). Omdat de frequentie veel lager is dan bij CT.1, zijn de toestellen weliswaar goedkoper, maar zijn deze gevoeliger voor omgevingsruis (brommers, het aan- en uitgaan van de koelkast e.d.) en zijn de benodigde antennes veel groter.

Omdat de frequenties waarop CT.1 werkt onderdeel uitmaken van de GSM band, mag nieuwe apparatuur vanaf 2002 niet meer op de markt worden gebracht. De huidige generatie draadloze telefoons is digitaal. Bijna alle draadloze telefoons zijn tegenwoordig DECT-telefoons.
Lees verder
« Terug



Terug naar boven.

 
© Peter Anker, Gids in Frequentieland.